Adoptieprocedure

Colombia was bij de eerste landen die het Haags Adoptieverdrag ondertekenden. Het subsidiariteitsbeginsel is een belangrijk onderdeel van het Haags Adoptieverdrag. Dit houdt in dat kinderen die niet bij hun biologische ouders kunnen opgroeien, moeten worden geplaatst bij familieleden of adoptieouders in hun land. Pas als in het land geen adoptie- of pleeggezin wordt gevonden, mag een kind worden geadopteerd door buitenlandse ouders. Vanaf het moment dat het Haags Adoptieverdrag van kracht ging, werden ook de kindstudies kwalitatiever en uitgebreider.

In de eerste Colombiaanse wet met betrekking tot kinderbescherming van 1946 werden de normen en procedures voor zorg en adoptie vastgelegd. Daaraan gekoppeld werd ook het ICBF opgericht. De regelgeving inzake adoptie liep via het ICBF.

 

                                                                                                        

Het aantal binnenlandse adopties was in Colombia nog niet groot. De kinderen die wel binnenlands geadopteerd werden, waren vooral jonge en gezonde kinderen. Binnenlandse adoptie was niet per definitie beter. Binnenlandse adoptie kon ook betekenen dat kinderen een soort veredelde huisslaaf werden en niet werden behandeld als eigen kinderen.

In 1981 werd een recordaantal kinderen (3900) uit Colombia interlandelijk geadopteerd. In vergelijking met andere landen waren de regels in Colombia met betrekking tot adoptie uitgebreider en werden ze in de loop der jaren ook meerdere keren aangepast. Dit had vaak gevolgen voor adoptieouders die een kind uit Colombia wilden adopteren. In 1976 werden in de richtlijnen van het ICBF gezondheidscontroles aanbevolen zodat afwijkingen, ongeneeslijke ziekten of bijvoorbeeld ondervoeding, ademhalingsproblemen en infecties konden worden vastgesteld.

In 1983 werden voor de procedure via de kinderbescherming nieuwe richtlijnen opgesteld. Adoptieouders moesten minimaal vier jaar getrouwd zijn en minimaal één van de ouders diende af te reizen. Ook werd de voorkeur gegeven aan ongewenst kinderloze ouders boven ouders die vanuit ideologische overwegingen wilden adopteren. Verder werden er ook leeftijdsgrenzen ingesteld bij de adoptanten met als doel de jonge kinderen bij jonge adoptieouders te plaatsen. Bij de tehuizen konden er andere richtlijnen gelden.

In 1984 werd een wijziging ingevoerd met betrekking tot het tekenen van een afstandsverklaring. Voorheen kon een moeder die haar kind wilde afstaan dit document tekenen bij het kindertehuis. Na de wetswijziging moest de afstandsverklaring getekend worden bij de kinderbescherming. Als de moeder dit weigerde of al verdwenen was voor ze haar handtekening had gezet, moest het kind officieel verlaten verklaard worden. In de praktijk zorgde dit voor vertraging.
Vanaf 1985 was het vanwege de nieuwe richtlijnen van de ICBF niet meer mogelijk om het adoptiekindje via escort te laten reizen en moesten adoptieouders zelf afreizen. Adoptieouders moesten ook bereid zijn een kind op te nemen ouder dan één jaar en een negroïde kind. Daar waar eerder ouders bepaalde voorkeuren konden opgeven, was dit na deze nieuwe richtlijnen niet meer mogelijk. Verder moest één van de ouders tenminste 25 jaar oud zijn en ze moesten een goede opleiding en een goed inkomen hebben, zodat ze het kind in goede omstandigheden konden laten opgroeien.

In 1989 werd de procedure door het ICBF wat ingekort. Men ging van drie stappen nu naar twee fases. Kandidaat-adoptanten dienden een brief op te stellen voor het comité aangevuld met hun gezinsrapport en foto’s. Op basis hiervan werd beslist of de aanvraag aanvaard werd. Zo ja mochten ze hun documenten in orde maken en naar Colombia sturen. Via het comité werd hun dossier doorgestuurd naar één van de 26 regionale bureaus van het ICBF. Op de regionale bureaus werden de kandidaten op de wachtlijst geplaatst. De tijd tussen aanvaarding van het dossier en het krijgen van een kindvoorstel lag tussen twee maanden tot meer dan een jaar. De rechtbankprocedure ter plaatse kon variëren van drie tot zes maanden. Daarna konden ouders afreizen om hun kind op te halen.

In 1990 werd opnieuw een belangrijke wijziging in de adoptieprocedure in Colombia doorgevoerd: ‘private adoptions’ werden hierdoor uitgesloten en kinderen konden enkel nog geplaatst worden via het ICBF in samenwerking met de ‘approved adoption agencies’. Ook moesten beide adoptieouders in Colombia aanwezig zijn bij de start van de gerechtelijke procedure. Voorheen reisden ouders pas naar Colombia als de adoptieprocedure bij de rechtbank was afgrond. De wachttijd tussen de toewijzing en het vertrek naar Colombia werd korter, met verschillen per stad en per rechtbank.

Adoptieouders hadden in Colombia in alle gevallen eerst een gesprek met een ‘Defensora de Menores’, een soort advocaat van de kinderbescherming die de belangen van de minderjarige behartigde. Deze advocaat leverde na het gesprek een document af, waarin men zich akkoord verklaarde met de adoptie. Met deze verklaring en alle andere documenten werd de adoptieaanvraag bij de regionale rechtbank ingediend.

De rechter werd geacht binnen de tien werkdagen officiële uitspraak te doen. De rechter had ook het recht één of meerdere documenten te weigeren indien niet in de juiste vorm. Adoptieouders hadden dan tien werkdagen de tijd om het probleem te verhelpen, waarna opnieuw een termijn van tien werkdagen inging voor de rechter. In die tijdspanne plande de rechter een datum waarop de officiële adoptie-uitspraak zou volgen. Tenminste één van de adoptieouders diende aanwezig te zijn. De rechter deed een officiële adoptie-uitspraak (sentencia) waarmee het kind direct de nieuwe achternaam en eventueel een nieuwe voornaam kreeg. Ouders mochten de voornaam van het kind alleen veranderen als het kind jonger dan drie was.

Na de uitspraak moesten nog tal van documenten in orde gebracht worden voordat het kind mee naar huis mocht: een nieuwe geboorteakte met de nieuwe naam, een uitreisvergunning en een paspoort. In totaal duurde het hele adoptieproces in Colombia  gemiddeld zes weken. In Bogotá duurde het proces vaak wat langer.

Een adoptiebemiddeling vanuit het herkomstland Colombia verliep in de regel als volgt:

  • Kandidaat-adoptieouders verzamelden de nodige documenten voor het aanmaken van een aanvraagdossier. Onder begeleiding van hun dossierbeheerder werden alle gevraagde stukken klaargemaakt ,vertaald en gewettigd om daarna verstuurd te worden naar Colombia.
  • Het ICBF gaf een goedkeuring van het dossier. Voor kandidaat-adoptieouders begon de wachttijd te kopen. 
  • Wanneer een kind gematcht werd aan een kandidaat-adoptiegezin, ontving Fiac een kindvoorstel en de bijhorende kindstudie van het ICBF. Een kindstudie bevat informatie over de sociale context van het te plaatsen kind, een medisch verslag en een foto.
  • Volgens de richtlijnen van de Vlaamse Centrale Autoriteit werd de formele goedkeuring van de toewijzing afgewacht vooraleer de kandidaat-adoptieouders op de hoogte te brengen van de kindtoewijzing.
  • De nazorgmedewerker stelde vervolgens de kindstudie voor aan de kandidaat-adoptanten, een belangrijk moment in het adoptieproces. Voor de eerste keer kwam het langverwachte kind concreet in beeld.
  •  Indien de kandidaat-adoptieouders het voorgestelde kind aanvaardden, werd dit meegedeeld aan het ICBF in Colombia.
  • Na de aanvaarding door de kandidaat-adoptieouders, werd er vrij snel naar Colombia gereisd, al na 2 tot 4 weken na de aanvaarding.  
  • De rechtbankprocedure ter plaatse duurde gemiddeld vier tot zes weken, afhankelijk van de regio waar ze plaatsvond, Bogotá gemiddeld zes weken en buiten Bogotá gemiddeld vier weken. 
  • Kandidaat-adoptieouders dienden rekening te houden met een verblijf ter plaatse van minimum 5 tot 9 weken.
  • Na de adoptieuitspraak was er ongeveer een week in Bogotá nodig voor het verkrijgen van een Belgische paspoort voor het adoptiekind. 
  • Een adoptie uitgesproken in Colombia werd in Beglië jurisdisch erkend als een volle adoptie.

Voor welke kinderen werden er ouders gezocht?

  • vondelingen en verlaten kinderen
  • kinderen afgestaan door biologische ouder(s)/verwanten
  • kinderen die extra, specifieke zorgen nodig hadden
  • siblings, dus broers en zussen die samen nood hadden aan plaatsing in een permanent gezin

In 2015 besliste FIAC om de lopende samenwerking met het ICBF niet meer te verlengen. Doorheen de jaren waren de wachttijden voor kandidaat-adoptanten ondraaglijk lang geworden en er bleken tevens weinig kandidaat-adoptieouders beschikbaar voor het profiel van kinderen dat nood had aan een adoptieplaatsing in het buitenland. Dit in combinatie met de haast onmogelijke re-accreditatieprocedures maakte dat er beslist werd om de jarenlange samenwerking met het ICBF tot nader order stop te zetten. 

Photo by Mauricio Montiel from FreeImages, Cali