Adopties uit Ethiopië

Vóór 2005 werd voor Vlaanderen de bemiddeling van adopties vanuit het herkomstland Ethiopië vooral waargenomen door de erkende adoptiedienst Ray of Hope.

Zij plaatsten in het totaal 626 kinderen tussen 1996 en 2017. Als je geadopteerd bent via Ray of Hope, kan je steeds bij hen terecht met al je roots-en zoekvragen, voor begeleiding, om je dossier in te kijken... 
 

In 2005 startte ook de adoptiedienst FIAC-Horizon vzw een samenwerking met de Ethiopische overheid en een lokale vertegenwoordiger voor het plaatsen van Ethiopische adoptiekinderen in Vlaamse gezinnen. Het betrof vaak weeskinderen, verlaten kinderen, vondelingen of kinderen die ter adoptie afgestaan werden door verwanten.

In het verleden was het verlaten van kinderen met het oog op adoptie strafbaar in Ethiopië. Het gebeurde regelmatig dat kinderen te vondeling werden gelegd. Een kind moest in de regel als ‘wees’ verklaard worden door het Ministry of Women Affairs (MOWCYA) om geadopteerd te kunnen worden. Een kind van wie de ouders of één van beide ouders gekend was en nog in leven, kon niet voor adoptie toegewezen worden door de Ethiopische overheid.

De kinderen werden meestal bij tehuizen binnengebracht door de politie of door een ambtenaar van één van de Kebele ’s van Addis Abeba. Een Kebele is een lokale wijk van een grotere stad. Elke Kebele of wijk heeft een lokale administratie die elke bewoner van de huizen in de wijk registreert. De verantwoordelijke ambtenaar van een Kebele kan je vergelijken met een soort van dorpsburgemeester. Deze onderzocht de reden waarom een kind opgevangen diende te worden. Gezien het strafbare karakter van het verlaten van kinderen, waren de ambtenaren van de Kebele uiterst voorzichtig alvorens een kind naar een staatsinstelling te brengen. Hun betrokkenheid bij illegaliteit kon immers ook hen ten laste worden gelegd. Als zij kennis hebben van familie, zullen zij een kind niet gemakkelijk laten overbrengen naar een instelling.

In het binnenland zijn het diezelfde ambtenaren van de Kebele’s die een eerste onderzoek doen en vervolgens de centrale zetel van MOWCYA in Addis verwittigen. De kinderen worden dan naar de hoofdstad gebracht waar ze terecht komen in de staatsinstellingen of in transithuizen met de nodige vergunningen.
Het kind werd vertegenwoordigd door een erkende staatsinstelling die bevoegd is voor de opvang van kinderen in nood. Deze mocht enkel die kinderen vertegenwoordigen die geen juridische voogd (meer) hebben, tenzij in zeer uitzonderlijke omstandigheden wanneer de ouders of voogd aan een levensbedreigende ziekte lijden. Deze instellingen werden aan strenge controles onderworpen.

Het is vanuit deze juridische situatie dat het voor de instellingen slechts toegelaten was om kinderen op te vangen die wees of ten vondeling gelegd waren of, in uitzonderlijk geval, ouders hadden die leden aan een levensbedreigende ziekte. Hiervoor steunden de staatsinstellingen op het verslag van de Kebele. In geval van lichtzinnige opname van kinderen, riskeerde het tehuis zijn vergunning kwijt te spelen. De instellingen verwittigden MOWCYA, de lokale of de centrale afdeling, welke kinderen met nood aan plaatsing er precies werden opgevangen.

Het waren de lokale MOWCYA afdelingen die de kinderen toewezen aan de erkende adoptiediensten en dit via de geregistreerde vertegenwoordigers van deze diensten. Indien geen lokale afdeling beschikbaar, gebeurde dit door de centrale zetel van MOWCYA in Addis Abeba. Kinderen van buiten de hoofdstad met nood aan een plaatsing werden overgebracht naar de hoofdstad waar ze automatisch onder de bevoegdheid van de centrale zetel van MOWCYA kwamen. Het interdisciplinair team van de buitenlandse adoptiedienst stond op zijn beurt in voor de matching van het adoptiekind met geschikte kandidaat-adoptieouder(s) op de wachtlijst.

Nadat de Vlaamse adoptieouders een voorgesteld kind aanvaard hadden, werd MOWCUA hiervan verwittigd. Vervolgens werd een contract afgesloten tussen MOWCYA, de instelling als vertegenwoordiger van het kind en de vertegenwoordiger van de adoptanten, tevens vertegenwoordiger van de adoptiedienst. De drie partijen in het adoptiecontract dienden daaropvolgend een verzoek in bij de bevoegde First Instance Court (Rechtbank van Eerste Aanleg) in Addis Abeba om het adoptiecontract goed te keuren.

Na onderzoek van zowel het ouder- en kinddossier werd al dan niet een akkoord van MOWCYA per brief aan de rechtbank overgemaakt aangaande de adoptie van het kind. Zonder deze brief kon er geen procedure voor de rechtbank opgestart worden. In de praktijk lagen er al snel een paar weken tussen de indiening van het verzoekschrift en de behandeling door de genoemde rechtbank.

Het adoptiecontract werd voorgelegd aan de bevoegde Burgerlijke Rechtbank in Eerste Aanleg en het kind werd door de rechtbank gehoord indien het de leeftijd van 10 jaar had bereikt. Ook adoptieouders dienden ter zitting aanwezig te zijn en werden gehoord. Vervolgens werd het contract (al dan niet) bekrachtigd en, indien aan alle voorwaarden voldaan, de adoptie uitgesproken. Daarop werden alle benodigde wettelijke documenten in orde gebracht zodat de adoptieouders enkele weken later samen met hun adoptiekind naar huis konden reizen.  

Het herkomstland Ethiopië heeft het Haags Verdrag inzake de bescherming van kinderen in adoptie nooit geratificeerd en wordt daarom ook wel een niet-verdragsland genoemd. De partners in de ontvangende landen hebben bij de Ethiopische instanties steeds geijverd voor en aangedrongen op meer professionalisering, ook met betrekking tot betere en meer uitgebreidere kindstudies met meer en correcte achtergrondinformatie, en dit in het belang van de kinderen zelf en hun adoptiegezinnen.

Vanaf 2010 werd er in Ethiopië een meer open adoptiebeleid gevoerd. Steeds vaker werd de voorhanden achtergrondinformatie en documenten in het dossier van MOWCYA ter beschikking gesteld. Steeds vaker werd gekende achtergrondinformatie van de kinderen, ook over biologische verwanten, meegegeven en werden de personen die afstand deden ook ter zitting van de rechtbank bevraagd om zeker te zijn dat men een weloverwogen beslissing had genomen.

In 2017 werd in Ethiopië een wetsvoorstel goedgekeurd waardoor er een einde kwam aan interlandelijke adopties uit Ethiopië. Er werden sindsdien geen nieuwe adoptie-aanvragen meer ingestuurd, niettegenstaande het hoge aantal kinderen in nood. Toch blijven de adoptiediensten in contact met de plaatselijke overheden en partners in het kader van nazorg en om roots- en zoekvragen verder op te nemen.

Het MOWCYA, het ‘Ministry of Women, Children and Youth Affairs, is dus de overheid en centrale autoriteit inzake adoptie in Ethiopië met hoofdkantoor in Addis Abeba. Daarnaast zijn er ook regionale afdelingen verspreid over het hele land.

Kinderen die nood hadden aan bescherming, residentiele opvang en eventueel plaatsing in adoptie werden ondergebracht in staatstehuizen, privétehuizen of transithuizen (in afwachting van hun adoptieplaatsing). Het betrof steeds tehuizen met een licentie en dus onder de controle van de overheid. Adopties uit de privétehuizen waren soms kostelijker dan die via staatsinstellingen. Dit omwille van hogere personeel en-voorzieningskosten en het gebrek aan overheidssubsidies. Kinderen die geplaatst werden door FIAC verbleven vaak in tehuizen zoals het Amba en Toukoul. Het Amba was een transithuis waar kinderen verbleven die voor buitenlandse adoptie in aanmerking kwamen. Het Toukoul weeshuis werkte op grotere schaal. ‘Toukoul’ was de naam van het weeshuis van de organisatie SOS Enfants Ethiopie. De latere samenwerking met Toukoul kwam tot stand vanuit een vraag uit het herkomstland zelf via de Waalse partnerorganisatie Sourires d’Enfants.

Voor de adoptiedienst FIAC werden de contacten ter plaatse in Ethiopië waargenomen door Mevrouw Assafach Gebresalie, hoofd van het transithuis AMBA. De toekomstige adoptieouders reisden vaak in groep af, dus samen met andere toekomstige adoptieouders, om de rechtbankzitting ter plaatse bij te wonen en, in een later stadium, om hun adoptiekind(eren) ter plaatse op te halen. De groep werd van vertrek tot thuiskomst begeleid door de één of meerdere zorgmedewerkers van de adoptiedienst. Er is vandaag de dag nog regelmatig contact met personen of ex-medewerkers ter plaatse en dit in het kader van een blijvende beschikbaarheid voor rootsvragen en/of reizen.

Heden is er, zoals eerder gemeld, geen samenwerkingsverband meer tussen de Ethiopische instanties en een erkende Vlaamse adoptiedienst voor wat betreft de plaatsing van kinderen uit Ethiopië in Vlaamse adoptiegezinnen.
Wel zijn er de contacten en goede relaties met de Ethiopische ambassade in Brussel. De ambassade vindt het belangrijk dat geadopteerden hun Ethiopische cultuur voldoende meekrijgen in de opvoeding, deze hopelijk blijvend koesteren en dat ze weten dat ze met hun roots- en zoekvragen en eventuele reisintenties ook bij hen terecht kunnen. 

                                                                                                                                                                                                 

Ethiopische koffieceremonie, Photo by Niall Crotty from FreeImages